Eindelijk is het dan zover. De contouren van een nieuw box 3 systeem, waarbij werkelijke rendementen worden belast, staat in de steigers. Het is een bouwwerk(je) van het huidige demissionaire kabinet en het is daarmee de vraag of het blijft staan onder een nieuw kabinet.

Het nieuwe systeem, dat overigens pas vanaf in 2027 in werking kan treden, heeft 2 fundamenten: een vermogensaanwasbelasting voor spaargeld en effecten en een vermogenswinstbelasting voor onroerend goed. In beide systemen wordt rente, dividend en huur belast onder aftrek van strak gedefinieerde kosten zoals bankkosten, rentelasten etc.

Het verschil in beide systemen zit in de behandeling van de waardestijging. Waardestijging van spaargeld en effecten gebeurt jaarlijks, gebaseerd op informatie van banken.

De waardestijging van onroerend goed vindt pas plaats bij verkoop,om te voorkomen dat eigenaren in liquiditeitsproblemen komen.

In verliessituaties is voorzien door verliesverrekening in box 3. Verlies kan dan verrekend worden met winst.

Het voordeel van de gepresenteerde plannen is dat werkelijke rendementen worden belast, wat rechtvaardiger is dan het bestaande forfaitaire systeem. Daar staan echter als nadeel tegenover de bijkomende administratieve lasten en ‘complexe spelregels’.

Mijn eerste indruk is dat het ontwerp goed in elkaar zit en naar mijn idee had dit al jaren geleden ingevoerd moeten worden. Nu blijven we de komende jaren onder de bestaande overbruggingswet procederen over de al dan niet gerealiseerde rendementen, die (uiteraard) lager zijn dan de forfaitaire rendementen. Zo snel mogelijk invoeren, zou ik zeggen!